De impact van de Omgevingswet is fors. Het raakt het bestuur, de hele ambtelijke organisatie én uiteindelijk ook de samenleving. Daarom is de gemeente zich, net zo als alle andere overheden, nu al aan het voorbereiden op de invoering van de Omgevingswet. Vanuit de raad is er een speciale werkgroep in het leven geroepen die zich richt op de Omgevingswet. De implementatie wordt in de organisatie programmatisch opgepakt en verloopt via drie hoofdpijlers: Instrumentarium op orde, bedrijfsvoering (inclusief digitalisering) op orde en cultuur (houding en gedrag) op orde. De Omgevingswet biedt zowel procedureel als inhoudelijk ruimte voor lokale afwegingsruimte. In samenspraak met stakeholders uit de samenleving, de ambtelijke organisatie en een werkgroep uit de raad zijn in de afgelopen periode “leidende principes” ontwikkeld. Deze dienen als inspiratiebron voor de wijze waarop wij invulling willen geven aan de Omgevingswet. Er is een programmaplan opgesteld om hieraan nader invulling te geven.
Invoering van de Omgevingswet
De Omgevingswet vraagt een andere manier van werken: nog integraler, meer afwegingsruimte voor bestuur en flexibiliteit in de aanpak (maatwerk), versnellen en vergemakkelijken besluitvorming. Een belangrijk onderdeel is dat elke gemeente een omgevingsvisie en omgevingsplan moet hebben. Deze vervangen de huidige structuurvisie, bestemmingsplannen en andere gemeentelijke regelgeving voor de fysieke leefomgeving. De invoering van de Omgevingswet, die zou plaatsvinden op 1 januari 2021, is mede vanwege de coronacrisis uitgesteld. In mei 2020 wordt besloten wat de nieuwe ingangsdatum zal zijn. Dit zal naar verwachting voor de langetermijnplanning geen gevolgen hebben.
Er doet zich een aantal risico’s voor:
- De regie ligt bij het ministerie. De invoering van de wet is al meerdere keren uitgesteld hetgeen de geloofwaardigheid en het besef van urgentie kan aantasten;
- Het D.S.O. (digitaal stelsel Omgevingswet) wordt ontwikkeld vanuit het Rijk. Ook hier zijn we afhankelijk van beschikbaarheid en kwaliteit;
- De veranderpotentie van de organisatie en de medewerkers. Hieraan zal zowel vanuit het programma “Noordoostpolder de Ruimte” als de organisatie zelf veel aandacht worden besteed;
- Draagvlak bij bestuur en samenleving. Ook dit is een speerpunt in het kader van het programma en de organisatie. Zowel voor wat betreft de implementatie van de Omgevingswet zelf als de pilots die in dat verband worden uitgevoerd;
- In de periode kort voor de invoering is naar verwachting veel tijdelijk personeel nodig om de reguliere werkzaamheden te kunnen uitvoeren in een periode van intensieve voorbereiding en scholing van de zittende medewerkers. Omdat dit ook voor andere gemeenten geldt, kan zich hier een knelpunt voor doen. We zullen hier tijdig op moeten inspelen.
- De Koepels (Rijk, IPO, UVW en VNG) zijn overeen gekomen dat elke overheid de eigen kosten voor rekening neemt. De verwachting is dat de kosten voor invoering en exploitatie aanzienlijk zijn. In samenspraak met andere gemeenten en op basis van een financieel model dat door VNG is ontwikkeld zal hieraan nader invulling worden gegeven. In de Perspectiefnota 2020-2023 zal meer duidelijkheid worden gegeven over zowel de structurele als incidentele lasten die de invoering van de Omgevingswet met zich mee brengt.
- De Wet Kwaliteitsborging, die naar verwachting ook op 1 januari 2021 wordt ingevoerd, kan leiden tot een stapeling van risico’s in zowel organisatorische, personele als financiële zin. De consequenties van de Wet Kwaliteitsborging worden in samenhang met die van de Omgevingswet nauwgezet in kaart gebracht, zodat we hierop tijdig kunnen inspelen.